Vermoedelijk kennen alle OV-collega’s het: zeg op het spreekwoordelijke buurtfeest dat je in het OV werkt en men vindt er wat van. Waarbij jij wordt gezien als verpersoonlijking van het hele OV. Dus een verhaal krijgt. Met als boodschap meestal iets van: ‘ik ga eigenlijk nooit met het OV. Onbegrijpelijk, duur, altijd vol en nooit op tijd. En trouwens die keer dat ik toch ging was geen succes, want (..). De overheid wil dat ik met het OV ga, maar dan moet er eerst veel veranderen’.
Blog: Trots op ons OV!
Tja.. wat zeg je dan? Inmiddels ervaringsdeskundig blijf ik vrolijk, maar ga er wel op in. Benoem bijvoorbeeld mijn eigen – positievere – reiservaringen. En wijs op feitelijke prestaties, klanttevredenheidscijfers en alles wat wij doen om het OV steeds vanzelfsprekender te maken voor reizigers. Dat nuanceert.. maar mijn feestgenoten blijven uiteraard het beeld houden dat OV eigenlijk geen alternatief is.
Wat individueel speelt, speelt collectief ook: in de samenleving staat OV er niet goed op. Slechter dan de werkelijkheid. Want het OV is lang niet altijd vol, veruit het meeste OV rijdt op tijd, zo moeilijk is het ook weer niet, en de auto is ook duur. Trouwens, het private deel van de sector zit echt niet alleen maar vol met keiharde slechts op winst beluste zakenlieden.
Natuurlijk kan en moet het veel beter met het OV. Maar de onbalans van beeld/gevoel en werkelijkheid is er, en daar hebben we last van. Omdat de bestaande beeldvorming geen goede voedingsbodem vormt om OV als volwaardig alternatief te zien. Noch als reismogelijkheid, noch als werkveld. En het politieke draagvlak voor OV heeft er ook onder te lijden. Voormalig Staatssecretaris Vivianne Heijnen verzuchtte eens dat ze elk OV-debat met een 2-0 achterstand begon, omdat Kamerleden overtrokken negatieve beelden hebben van het OV en de OV-sector.
Om deze redenen hebben we in het Nationaal OV-beraad (I&W, OV-bedrijven, decentrale overheden) afgesproken samen ook te streven naar een meer bij de werkelijkheid aansluitend maatschappelijk imago van het OV. Gewenst, maar ook uitdagend, want het stelt ons voor nieuwe vragen. Is het kweken van een beter sectorimago wel mogelijk? En welke voordelen levert zo’n sterker imago op?
Na een verkenning met marketingcollega’s is mijn beeld als volgt. Er zijn landen en regio’s waar het OV wel een sterk imago heeft. Zwitserland en Berlijn bijvoorbeeld, en dat is geen toeval. Naast ‘normaal OV-beleid’ is daar ook stelselmatig aandacht voor het OV-imago. Door middel van langjarige communicatie-programma’s, gericht op brede aandacht en ‘positieve emoties’. Voor een goed imago zelf koop je natuurlijk nog niets. Maar mensen gaan OV wel meer als reismogelijkheid of als werkveld in beschouwing nemen. En er ontstaat meer draagvlag voor bestuurlijke keuzen om het OV steeds verder te verbeteren.
Onder de werktitel ‘Trots op ons OV!’ ontwikkelen we daarom nu in NOVB-verband een imago-programma voor de komende jaren. Ik kijk uit naar het moment waarop we op de feestjes schouderklopjes krijgen - omdat we in een sector werken waar Nederland trots op is!