Onder de lezers van deze column zullen veel beleidsmakers zijn. Het openbaar vervoer samengevat in beleidsteksten, is een wereld op zich. Ik lees over een ‘hoofdrailnet’ met een ‘onderliggend busnetwerk’. Op veel vergaderingen wordt de trein, bij voorkeur van NS, als ultiem ov-middel gepresenteerd en de bus als een secundair product. De bus brengt je naar het station, de “poort” naar een bepaalde regio. De trein brengt je er zo snel mogelijk weer weg.
Je beleeft het niet vanaf papier
Onlangs zat ik in de bus van Oosterwolde naar Assen. In de beleidsstukken is het een klein stukje van het onderliggende busnetwerk. Naast me kwam een enthousiaste man zitten die vertelde de bus fantastisch te vinden. De bus was vandaag zijn redding, omdat de auto een APK kreeg. Twee maanden geleden was de bus ook al zijn redding, toen hij ietsjes te hard met z’n motor had gereden en oom agent dat had gezien. Voor deze man was de bus opeens een levensader met de rest van zijn leven. Ondanks de vakantie en de richting tegen de spits in, was de bus voor zo’n 75% bezet. Er bleken heel wat reizigers te zijn voor wie deze lijn honderd-en-zoveel belangrijk is.
Station Assen was voor mij niet de poort naar de Randstad. De bus was voor mij niet een onderliggende lijn. Ik had niet bewust gereisd met een regionale trein, een bus en een hoofdrailnettrein. Ik had een toffe middag in Oosterwolde, waar Arriva, NS en weer Arriva mij heen hadden gebracht. Dat beleef je niet vanaf papier.