Het lijkt zo vanzelfsprekend: jij biedt mobiliteit en iedereen mag mee! Totdat je beseft dat mee mógen pas écht iets betekent als iedereen ook echt met jou mee kán. Er zijn nu eenmaal vele redenen waarom iemand op dit moment niet mee gaat, wil, kan en/of durft. Tja, en dan kom je opeens met beide benen (als je die hebt 😉) terecht in de echte wereld: dan moet je als mobiliteitsmaker oplossingen zoeken voor uitdagingen die je zelf misschien niet eens kent.
Mobiliteit voor iedereen
Het openbaar vervoer worstelt hier al decennia mee. Hoe kom je er achter wat je precies moet doen om reizigers te helpen? Hoe wordt het openbaar vervoer zo toegankelijk mogelijk voor iedereen? Hoe organiseer je reizigersinspraak op een representieve en eerlijke manier? Wat doe je als de passende maatregelen voor de ene groep nadelig zijn voor een andere groep? En soms ook heel adhoc: wat doe je als scootmobielen groter worden dan de voor hen gereserveerde ruimte in de sneltram?
En dan zijn er nog steeds mensen die niet mee kunnen in ‘het systeem’. Dat kan allerlei verschillende redenen hebben. In Nederland hebben we niet voor niets een vrij complex stelsel van allerlei verschillende typen ‘doelgroepenvervoer’. Complex, bijvoorbeeld omdat de budgetten van verschillende overheden komen, de reizigers hele verschillende behoeften hebben, de tarieven overal net iets anders bepaald worden en reizigers soms voor meerdere typen vervoer in aanmerking komen.
Laten we in een gedachte-experiment de tekentafel eens helemaal schoonvegen. Al het bovenstaande bestaat niet. Er is gewoon een reiziger die van A naar B wil. Die reiziger heeft haar (of ‘zijn’ of ‘diens’, maar ik hou het voor het leesgemak even op ‘haar’) voorkeuren, haar eigen handigheidjes, haar belemmeringen en haar wensen. En die reiziger heeft een bepaald budget te besteden aan mobiliteit. Het ontwerpen van vervoer voor die ene persoon voor een hele week zou nog wel gaan. Genoeg expertise in dit land.
De complexiteit treedt pas op als we naar 17 miljoen mogelijke reizigers gaan. Met elke eigen voorkeuren, handigheidjes, belemmeringen, wensen en budget. We maken dit vraagstuk nú behapbaar door de mensen in (doel)groepen in te delen. Forenzen, dagjesmensen, leerlingen, toeristen, zorgbehoevenden, etc. Diegenen die het meest op elkaar lijken (heeeeel erg glad ijs, mind you), die stoppen we in dezelfde (doel-)groep en daar ontwerpen we mobiliteit voor. Alsof die groep een en hetzelfde is, met altijd hetzelfde belang. Mijn oproep aan u allen: stop daarmee!
En dat is ook meteen onze grootste uitdaging; we vinden het als mensen nu eenmaal makkelijker om andere mensen in hokjes te stoppen, dan om bekende en bestaande systemen los te laten en iets nieuws op te zetten. Zo zijn we voorgeprogrammeerd, dat heeft schijnbaar evolutionair nut gehad. De mobiliteitstransitie is niet zichtbaar op straat: de mobiliteitstransitie zit in ons hoofd.
Wat als we alle reeds beschikbare voertuigen als uitgangspunt nemen. En dat bezit van voertuigen er even niet toe doet... Hoe zouden we de voertuigen dan optimaal inzetten om zo efficiënt mogelijk zoveel mogelijk mensen van A naar B te brengen? Alle stoelen bezet, alle reizigers tevreden. Welk voertuig rijdt waar en met wie? Ik ben er van overtuigd dat we dan een efficiënter systeem ontwerpen!