‘Niet meer van crisis naar crisis struikelen’

woensdag 27 maart 2024

Daan Zandbelt, stedenbouwkundige en partner bij bureau De Zwarte Hond, ziet dat we van crisis naar crisis struikelen. “We zijn gewend om problemen in kleine stukjes te hakken, maar dat werkt voor grote opgaven niet meer. Systemen zijn niet meer in balans, we moeten zoeken naar meer natuurlijke oplossingen.” We spraken met hem over de kansen voor stationsgebieden. “De impact van verdichting bij een stationsgebied merk je in een gebied van tweeëneenhalve kilometer rondom het station.”

Dit artikel komt uit OV-Magazine 1/2024: Publieke Mobiliteit. Neem ook een abonnement!


De Zwarte Hond geeft zelf ook onregelmatig een magazine uit, ‘OutThere’. De aankomende editie – nummer vijf – gaat over stationsgebieden en heeft als thema ‘De toekomst is nabij’. “Stationsgebieden staan op nummer één”, aldus Zandbelt.

Hoe je gebieden inzet – en dus ook stationsgebieden – heeft invloed op de mobiliteitskeuzes die mensen maken. “Mobiliteitsgedrag kun je voorspellen aan de hand van de dichtheid van het gebied waar ze wonen. Als je het aantal inwoners en het aantal banen weet, kun je voorspellen hoeveel kilometers mensen gaan maken. Dat lijkt statisch, maar kun je ook actief inzetten door bewuste keuzes te maken.”

Het herinrichten van een stationsgebied is meer dan alleen een nieuw gebied of een nieuwe ontwikkeling. “Een herinrichting biedt ook kansen om je leven anders te organiseren, zeker als we ook die buurten vergroenen. Daarom zijn stationsgebieden zo belangrijk.” Volgens Zandbelt hebben we het aanpakken van infrastructuur en bereikbaarheid de afgelopen decennia misschien juist verkeerd om gedaan. “In 1985 woonden we gemiddeld twaalf kilometer van ons werk, die afstand is inmiddels verdubbeld. Dat effect hebben we de hele tijd per ongeluk versterkt. Stonden er files, dan verbreedden we de wegen en legden nieuw asfalt aan. Was de trein overvol, dan lieten we die vaker rijden. Maar in plaats van dat we de files of de volle treinen oplosten, gingen we verder van ons werk wonen. Dat moeten we dus niet meer zo doen.”

De donut

Het inrichten van een stationsgebied kun je zien als een soort donut. “In het midden, het gat van de donut, staat het station zelf. Dat station heeft ook ruimte nodig, je moet oppassen dat je daar het station niet verstikt, ook niet in de toekomst. Er moet ook plek voor bussen en fietsen zijn. Daarbuiten, in de min of meer kunstmatige ruimte rondom het station, daar sla je je slag.”

“Als je vanaf je station je bestemming te voet kunt bereiken, hoeven mensen niet over te stappen. Dat maakt wonen in dat gebied ook leuker. In de buitenste ring is dat andersom, daar zal wonen niet de dominante factor zijn.”

“Bij veel grote stations hebben we dat al gedaan en is het gebied open en groen ingericht, daar kunnen we van leren. Je kunt stations in categorieën indelen. Categorie A zijn de grote stations, die zijn al voltooid. Dan heb je aan de andere kant de kleine stations, zeg maar de paar planken in de wei, daar kunnen we – qua stationsgebied – niet zo heel veel mee. Maar de stations daartussenin, de middenklassenstations, die lenen zich wel voor dit verhaal. In grotere steden zie je natuurlijk een grotere impact; de schaal moet afhankelijk zijn van de stad of dorp. Maar ook in een dorp als Wijhe liggen kansen, hoewel je daar niet te gortig aan de slag moet gaan.”

Tilburg

Een van de stationsgebieden die flink op de kaart gezet zijn, is het stationsgebied in Tilburg. “We hebben in Nederland best een hoge standaard. Dat gaat niet alleen over een mooi en bijzonder gebouw, maar ook om de omgeving. Het stationsgebied moet goed georiënteerd zijn op de omgeving, je moet met de fiets ook overal kunnen komen. In Tilburg was voorheen aan de centrumkant een hele drukke weg, die een barrière vormde vanaf het station. Dat is nu omgetoverd tot een voetgangersparadijs. De achterkant was voor het spooremplacement, daar kwam je niet – nu ligt daar een heel plein met een woonwijk en faciliteiten voor de stad. In de ‘lochal’, de oude locomotiefhal, zitten nu een bibliotheek en een evenementencentrum. Het is één van de mooiste gebouwen ter wereld, echt een juweeltje in het stationsgebied. De wijken daarachter zijn niet per se de beste wijken, maar die zitten nu wel ineens op de eerste en tweede rij nu het station ook daar een voorkant gekregen heeft.”

Lessen in nabijheid

Zandbelt heeft een aantal lessen in nabijheid, die ook te vinden zijn in ‘OutThere #5’.

Les één: Omarm complexiteit

Zandbelt roept op om de complexiteit te omarmen. ‘Beschouw de maatschappelijke opgaven van een stad, dorp of stationsgebied in samenhang: klimaat, natuur en mensen’. Dat kan afschrikken, want dat lijkt ingewikkeld. Maar een grote fout is om je te focussen op één onderdeel. Daarmee is het probleem nog niet opgelost, en je loopt het risico dat je één onderdeel van het probleem oplost, maar andere problemen juist verergert. Het feit dat we verder zijn gaan wonen van ons werk is daar een mooi voorbeeld van: door één probleem – de filedruk – te willen oplossen hebben we weer andere problemen gecreëerd.

Door verschillende uitdagingen in de fysieke leefomgeving samen aan te pakken kun je opgaven combineren, zodat de ene opgave helpt de andere op te lossen. Dat zorgt ook voor meer draagvlak, omdat er meer partijen gebaat zijn bij de oplossingen. Ook niet onbelangrijk: zo kun je ook budgetten met elkaar combineren en is er meer geld beschikbaar om projecten op te starten.

Nog een reden om meerdere opgaven te bundelen: projecten zijn zo flexibeler. Valt één opgave af, dan blijven er nog meerdere over – en dus blijft er draagvlak én budget beschikbaar.

Les twee: Benut de kracht van eenvoud

Dit lijkt tegenstrijdig na ‘omarm complexiteit’, maar is het niet. De complexiteit gaat over het geheel, maar bij het oplossen van de opgaven zelf helpt een helder, eenvoudig antwoord. Zo voorkom je dat oplossingen ingewikkelder worden dan noodzakelijk. Principes van de kracht van eenvoud:

  • Bouw minder – soms kun je gebruikmaken van bestaande bouw.
  • Hou het station los van de gebiedsontwikkeling – het station is een ‘overstapmachine’ en moet de eigen functie kunnen vervullen, ook in de toekomst.
  • Zorg voor diversiteit. Een stad of dorp bestaat uit verschillende gebruikers, die wil je samenbrengen. Zo zorg je voor een veerkrachtig gebied.
  • Maak ‘nuts-hubs’. Breng deelmobiliteit en parkeren onder in een zelfstandig gebouw en voeg daar nutsvoorzieningen aan toe, zoals energieopslag en -opwek, en zaken zoals een pakketpunt.
  • Kies voor natuurlijke oplossingen. Nature Based Solutions mogen niet ontbreken in gebiedsontwikkeling. ‘Een boom voor je deur zorgt voor verkoeling, groen en een prettigere omgeving. Een airco zorgt alleen voor koelte en verbruikt energie.’

Les drie: Maak gedrag en gedragseffecten onderdeel van je plan

Gedrag kun je sturen, ook door inrichting. Zorg je voor een omgeving waar je makkelijk bestemmingen lopend kunt bereiken, en mensen gaan meer lopen, bijvoorbeeld. Benut dit  soort effecten en betrek ze actief bij je plan.

Les vier: Bouw op vertrouwen

Vertrouwen is essentieel. Bij gebiedsontwikkelingen zijn altijd diverse partijen betrokken. Ambities, visie en belangen kunnen verschillen. Neem vanaf dag één de moeite en de tijd om elkaar te leren kennen en te vertrouwen.

Les vijf: Bouw voort op elkaar

Meer samenwerken zorgt voor minder tijdsverlies en bundelt kennis. Profiteer van elkaars kennis en kunde.