Ooit maakte ik een mooie rit in het openbaar vervoer op Malta. Het was in de tijd dat daar tweedehands bussen uit Engeland reden die toen, eind jaren negentig van de vorige eeuw, al een plaats in een openluchtmuseum hadden verdiend. Ik zat in een fraai geel en wit gespoten Bedford afgezet met oranje bies (voor de liefhebber: een Bedford OB DBY326 met een Brincat B36F carrosserie). Tot mijn verbazing bleek de chauffeur over een grote gereedschapskist te beschikken. Op het eiland gingen de verhalen rond over het beroerde ov en de ‘vintage’ bussen die om de haverklap met storing uitvielen. Toch draaide het ov zijn rondjes, omdat de Maltese buschauffeurs met gedegen vakkennis hun wagens telkens weer aan de praat wisten te krijgen. Ik vond het allemaal prachtig. Kom daar nu maar eens om in een tijd dat elektrische bussen vol met elektronica in technisch opzicht verworden zijn tot ‘black boxes’ waar de chauffeur en vele anderen niet anders kunnen dan de vakkennis ontberen om iets te begrijpen hoe hun zwarte busdoos werkt. Ja, dit is een romantische blik op techniek, maar dat neemt niet weg dat veel hedendaagse techniek te moeilijk, om niet te zeggen te abstract is geworden om begripsvol en pragmatisch mee om te gaan.
Vakkennis van vroeger
Dit artikel komt uit OV-Magazine 4/2023: Vakkennis. Neem ook een abonnement en lees alle artikelen ook online in onze digitale bibliotheek!
Soms moet je kennelijk naar verder gelegen eilanden afreizen om te zien hoe vakkennis en techniek nog hand in hand kunnen gaan. Toen ik voor het eerst in de Japanse stad Okayama was (op het hoofdeiland Honshu, 700 kilometer ten westen van Tokyo) kon ik mijn ogen niet geloven. Daar reden trams in de stad die zich qua ouderdom met de bussen van Malta konden meten. Toen, voorjaar 2009 kon ik alleen nog maar bevroeden dat dezelfde trams ruim veertien jaar later tijdens mijn tweede bezoek nog altijd in dienst zouden zijn. En nog steeds in puike staat, uitstekend onderhouden, brandschoon, mooi in de verf, vol met grappige reclames en betere rijeigenschappen dat een gemiddelde Amsterdamse Combino.
Dat tweede bezoek was officieel en ging gepaard met de gebruikelijk ceremoniële poespas. Gelukkig inclusief een uiteenzetting over de bedrijfsmatige praktijk van het trambedrijf. Het ov van Japan blijkt strikt commercieel opgezet. Bedrijven moeten zelf hun broek ophouden. Dat betekent dat zorgvuldig en zuinig met het materieel wordt omgesprongen. Bovendien kent Japan een eeuwenoude ambachtelijke traditie, die in de moderne tijd is uitgegroeid tot een diep verankerde ingenieurscultuur. In de combinatie met sobere bedrijfsvoering verklaart dit dat die ‘vintage’ trams nog steeds goed functioneren. Ondanks dat ze zijn samengesteld uit delen van oude trams uit de jaren vijftig en eind vorige eeuw herbouwd met nieuwe carrosserie.
Opnieuw: ja, ik ga me hier te buiten aan een romantische kijk op technologie. Maar Japan leert me toch dat toepassen van traditionele vakkennis niet alleen mooi is, maar ook verstandig, omdat het als ‘back-up’ kan dienen voor eigentijdse technologie en bedrijfsvoering. Want het is hard nodig dat ov-bedrijven in Nederland zich minder afhankelijk maken van ingevlogen monteurs van buiten en weer eigen vakkennis in huis halen en houden.