Spitsspreiding heeft in Nijmegen tot aantoonbaar positieve effecten geleid. Een belangrijke vraag die onbeantwoord blijft is: wie profiteren van die winst?
Voor wie werkt spitsspreiding in onderwijs?
Door: Dennis van Soest, Ramon Peters, Casper Stelling, Maartje van der Aa, MuConsult. Dit artikel is eerder verschenen in Verkeerskunde 3/2021.
Onderwijsinstellingen bevinden zich vaak op een locatie waar veel voorzieningen zijn: de universiteit, hogeschool, mbo, een (academisch) ziekenhuis, et cetera. Dit betekent dat werknemers, bezoekers, inwoners en studenten gebruik maken van dezelfde treinen, bussen, fietsroutes en autowegen om naar dit gebied te reizen. Met als resultaat een dagelijkse stroom met mensen die vooral tijdens de ochtendspits reizen en daardoor zorgen voor een piekbelasting: de hyperspits.
Door het relatief grote aandeel studenten dat reist met het openbaar vervoer, leidt dit al gauw tot capaciteitsproblemen bij de vervoerders. Analyses van ov-gebruik in Nijmegen, Brabant en Limburg tonen aan dat gelijktijdige aanvangstijden van een groot aantal faculteiten een belangrijke oorzaak zijn voor het fenomeen hyperspits.
Tot voor kort was de meest gebruikelijke oplossing om in de hyperspits extra spitsritten uit te voeren, maar dit is een relatief dure oplossing. Bovendien blijkt de piekbelasting in sommige ritten dan nog de capaciteit te overschrijden. Dit leidt tot overvolle bussen, laag comfort en uitval van keuzereizigers, die vervolgens kiezen voor de auto en daarmee het wegennet verder belasten.
Een integrale oplossing: de onderwijsaanpak
Om het hyperspitsprobleem effectiever aan te kunnen pakken is een integrale onderwijsaanpak ontwikkeld. Deze aanpak probeert de individuele problematiek van onderwijsinstellingen, vervoerders en overheden te bundelen en oplossingsrichtingen te bedenken ten behoeve van de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid.
Onderdeel van de onderwijsaanpak is het maken van afspraken over de lesroosters. Dit is onder andere succesvol gebleken bij campus Nijmegen Heijendaal. Door afstemming tussen de onderwijsinstellingen waarbij de aanvangstijden een kwartier werden verschoven werd de hyperspits afgevlakt. Uit de evaluatie bleek dat het in de trein 22 procent minder druk was op het voorheen drukste kwartier en in de bus 10 procent. Daarmee werd overbezetting voorkomen, ondanks een groei in het aantal studenten op de campus.
Wie hebben er baat bij de oplossing?
Toch is het opzetten van een onderwijsaanpak in de praktijk niet altijd even eenvoudig. Elk bespaard dienstregelinguur (DRU) als gevolg van nieuwe afspraken lijkt in eerste instantie vooral een bate voor het vervoerbedrijf. Dat hoeft echter niet zo te zijn. Door breder te kijken naar de baten van het verminderen van de hyperspits in het ov kan het makkelijker worden om potentiële stakeholders te verbinden en tot een succesvolle aanpak te komen.
Baten kunnen op verschillende manieren worden gerealiseerd. Als de dienstregeling niet wordt aangepast ontstaat er meer ruimte voor andere doelgroepen op een campus, zoals medewerkers of bezoekers, of kan zonder extra budget reizigersgroei worden gefaciliteerd. Maar ook kan ervoor worden gekozen om de dienstregeling juist wel aan te passen, waardoor DRU’s bespaard kunnen worden. De bespaarde DRU’s zorgen dan voor een kostenverlichting, of deze kunnen elders ingezet worden, waarmee de ov-autoriteit zonder extra budget de dienstverlening kan verbeteren.
In meerdere steden zijn intussen afspraken gemaakt tussen partijen, waarbij een verschuiving in de bezetting over de dag zichtbaar werd. Door verandering van de verdeling van baten bij het oplossen van het hyperspitsprobleem is de onderwijsaanpak in een stroomversnelling gekomen. De uitdaging wordt om deze samenwerkingen te verankeren voor de langere termijn. Het is daarbij van belang hoe er met de restcapaciteit wordt omgegaan en hoe de baten van inspanningen goed worden verdeeld.
Klik hier voor een uitgebreid artikel over de onderwijsaanpak
Reactie toevoegen