‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’. Het beroemdste citaat van Pippi Langkous en inspiratiebron voor velen. Maar Pippi sloeg de plank mis, zij miskende de factor ‘vakkundigheid’*. Terwijl kennis en knowhow bij alles dat we maken of doen cruciaal is. De benodigde vakkundigheid is divers, van operationeel tot beleidsmatig.
Het ongelijk van Pippi Langkous
De lezer van OV-Magazine is zich vermoedelijk zeer bewust van de waarde van vakkennis. In diverse voorgesprekjes bleek mij daarbij wel dat dan primair wordt gedacht aan ‘operationele taken’. Chauffeurs, conducteurs, machinisten, roostermakers, planners, vervoerkundigen, infrapersoneel, ov-boa’s. Waarbij ik gelukkig kan blijven constateren dat bij deze collega’s daadwerkelijk veel vakkundigheid aanwezig is, steevast ook gekoppeld aan beroepstrots en toewijding.
Hoewel minder zichtbaar voor reizigers vraagt een aantrekkelijk en vanzelfsprekend ov voor reizigers ook veel vakkundigheid bij de ov-overheden. Met name bij de decentrale concessieverleners (provincies, vervoerregio’s, OV-bureau Groningen Drenthe) is sinds de Wp2000 het aantal ov-medewerkers sterk toegenomen – en onze vakkundigheid ook. Een belangrijke achterliggende reden waarom het ov sinds 2000 steeds beter werd en meer reizigers trok. En waarom het ov sinds corona niet nog veel verder is weggezakt.
Hoe ontwikkelde onze vakkennis zich de afgelopen 25 jaar? In grote lijnen als volgt. Eerst moesten we de spelregels van de Wp2000 in de vingers krijgen: wat zijn ov-concessies en hoe werken aanbestedingen? En welke bestuurlijke en politieke besluitvorming hoort daarbij? Vervolgens bouwden we onze vakkennis uit naar kwaliteitsaspecten als sociale veiligheid, toegankelijkheid, reisinformatie en - na invoering van de OV-chipkaart – betalen en tarieven. Verder groeide onze vakkundigheid rond kennisborging, data en juridische en financiële vraagstukken, met als gevolg doorgroeiende klanttevredenheid en aantallen reizigers.
De volgende fase was groeiende visieontwikkeling en vakkundigheid rond samenhang tussen infrastructuur en exploitatie, en rond ov als onderdeel van mobiliteitsbeleid. Daarbij vind ik het mooi dat we elkaar stelselmatig weten te vinden om onze vakkundigheid verder te ontwikkelen. In 2001 mocht ik het Centrum Vernieuwing OV (CVOV) oprichten. Sinds 2019 bundelen, borgen en ontwikkelen we onze gezamenlijke kennis en knowhow via onze ov-campus.
En zo stonden we in 2020 ook qua vakkennis klaar voor een grote sprong voorwaarts. Maar corona wierp ons terug. Veel beleidsmatige deskundigheid wenden we sindsdien aan om een neergang te vermijden. Wat overigens – ‘elk nadeel heb zijn voordeel’ - ook weer nieuwe toepasbare kennis opleverde over bijvoorbeeld wendbaarheid van concessies, ov-personeel, studentenreisrecht en betaalbaarheid voor reizigers.
Wat brengt de toekomst? BRT, Publieke Mobiliteit en Vanzelfsprekend OV voor reizigers zijn wat mij betreft trefwoorden voor verdere deskundigheidsontwikkeling. Mijn vergezicht daarbij is dat we in 2050 een samenleving willen waarin eigen autobezit - net als in 1950 - een uitzondering kan zijn. Omdat we dan allemaal onze bereikbaarheidsbehoeften kunnen en willen invullen met lopen, fietsen en collectief vervoer. Zoals dat nu in 2023 al het geval was bij de Dutch Grand Prix in Zandvoort.
*Overigens zei Pippi in werkelijkheid: ‘Hoe kan ik weten of ik het kan? Ik heb het nog nooit geprobeerd!’. En daar had zij groot gelijk in!