Aanbesteden van ov is vooral een voordeel voor de overheid. De kosteneffectiviteit neemt fors toe. Voor vervoerders levert het niets extra's op en de reizigerstevredenheid verandert nauwelijks.
Vooral overheid wint bij (dreigen) aanbesteden
Dat blijkt uit promotieonderzoek van Arnoud Mouwen, die vandaag zijn proefschrift verdedigt aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Mouwen onderzocht de ov-aanbestedingen in Nederland vanaf 2001. In de beginjaren bleek de zittende vervoerder nog een fors voordeel te hebben en won deze 83 procent van de aanbestedingen. In 2014 was dat geslonken naar 33 procent; volgens Mouwen een teken dat de markt volwassen aan het worden is. De contractduur neemt wel toe. Gemiddeld boden drie partijen op een tender. In 80 procent van de gevallen waren dat de grote drie – Arriva, Connexxion en Veolia. De laatste is inmiddels onderdeel van Connexxion.
Tenderen blijkt duur
Het hele tenderproces blijkt niet goedkoop. Jaarlijks zijn aanbestedende overheden en vervoerders tussen de 14,4 en 35,5 miljoen euro kwijt aan de aanbestedingen. In kleine concessiegebieden kan zomaar tussen de 17 en 40 procent van de bespaarde subsidiekosten opgaan aan tenderen. Bij grotere concessies is dit tussen 4 tot 10 procent. Daarbij komt dat er veel rechtszaken worden gevoerd, omdat aanbestedende overheden een mix van kwalitatieve en kwantitatieve gunningscriteria gebruiken. Mouwen: "Je zou bij kleinere streekconcessies eens kunnen experimenteren met meer vrijheden om de kosten te beperken."
Nieuwe vervoeder stemt tot ontevredenheid
Bij de eerste aanbesteding neemt de klanttevredenheid vaker en meer toe dan bij een tweede aanbesteding. In 58 procent van de aanbestedingen nam de klanttevredenheid toe; in 42 procent nam hij juist af. Klanten blijken vaker ontevredener te worden als een nieuwe vervoerder zich aandient. Ten opzichte van niet-aanbestede gebieden blijken reizigers vooral ontevredener over de betrouwbaarheid van de service, maar juist tevredener over snelheid en frequentie. Mouwen ziet dan ook een focusverschuiving bij aanbestedende overheden. Ook de introductie van nieuwe voertuigen heeft een sterk positief effect ten opzichte van niet-aanbestede concessies. Overheden verlangen bij uitvragen vaak nieuw materieel, waar dit in concessies van GVB, RET en HTM minder gebeurt. Het nettoverschil in totale klanttevredenheid na een aanbesteding blijkt slechts 0,06 punten op een schaal van 10.
Dreigen met aanbesteden helpt
Het vernieuwen van een contract leidt wel tot een forse reductie in kosten. Na een keer een contractvernieuwing dalen de kosten met 10 procent; na een tweede keer komt daar nog eens 6 procent bij – met een stijging van het aantal reizigerskilometers. Maar openbaar aanbesteden blijkt geen enkel effect te hebben op de kosten. "Het lijkt alsof het dreigen met een aanbesteding al voldoende is om de kosten terug te brengen." Bij het aantreden van een nieuwe vervoerder nemen de kosten (en dus de subsidies) zelfs toe met 8 procent in vergelijking met concessies waar de zittende vervoeder wint. Een verklaring van Mouwen is dat nieuwe vervoerders vaak meer kwaliteit bieden, maar daarvoor wel een iets hogere prijs vragen.
Lees hier de complete dissertatie van Mouwen (.pdf, Engels)
Reactie toevoegen