Reizigersoverleg verdedigt pinverhoging

Vanaf 1 december is het niet meer mogelijk om contant te betalen in de bussen in Brabant. Daarom rusten Connexxion en Arriva alle bussen uit met pin-apparatuur en investeren ze extra in voorverkooppunten. De kosten komen voor rekening van de provincie, de vervoerders en de reiziger in de vorm van een tariefsverhoging. In 2018 gaat het kilometertarief omhoog met 0,0023 euro. Een enkeltje wordt 15 cent duurder; een dagkaart voor de daluren 20 cent.

Tijdelijk
De partijen spreken van een tijdelijke tariefsverhoging, al kan of wil niemand aangeven hoe lang tijdelijk eigenlijk is. "Dat hangt af van het aantal verkochte kaartjes", laat de provincie weten. Geen van de partijen wil echter zeggen hoe groot het geïnvesteerde bedrag is dat moet worden terugverdiend.

Het Reizigersoverleg Brabant (ROB) gaf een positief advies op de adviesaanvraag die Arriva deed voor de tariefsverhoging. Het ROB kreeg wel voor elkaar dat de hogere prijzen gelijktijdig ingaan bij Connexxion (Zuidoost-Brabant) en Arriva (West-Brabant). "Veiligheid gaat voor alles", laat woordvoerster Nienke Schuurmans weten. "We vinden dat ook de reiziger daar aan mag bijdragen." Het ROB weet echter ook niet hoe tijdelijk de tariefsverhoging is. "Daar hebben we niet naar gevraagd", aldus Schuurmans. De provincie verwacht desgevraagd dat het geen kwestie van maanden zal zijn – eerder langer.

Kosten verhalen
De Maatschappij voor Beter OV is laaiend over de voorgenomen tariefsverhoging. Voorman Rikus Spithorst noemt het 'onbegrijpelijk' dat het ROB hiermee akkoord is gegaan. Spithorst schrijft verder: "De kosten van een betaalsysteem zitten sowieso al in de ritprijs verdisconteerd. Er is dus geen enkele rechtvaardiging om de reiziger de rekening te laten betalen. En al helemaal niet door verhoging van de kilometerprijs: immers, hiermee tref je de reizigers die een OV-chipkaart met saldo hebben, en dus part noch deel hebben aan het betalingsverkeer op de bus."

Liever ziet hij dat de kosten verhaald worden op de overvallers. Hij verwijst daarbij naar de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (RTM) die tot de jaren '60 regionale tramdiensten onderhield tussen Rotterdam en de Zuid-Hollandse eilanden. Daar werd de aanschaf van een reservetram bekostigd door automobilisten die de trams aanreden aansprakelijk te stellen voor zowel de schade als het reservematerieel. Spithorst erkent dat er wel een praktisch probleem te overwinnen is: van een kale kip valt immers weinig te plukken. "Je zou de kosten kunnen verhalen via de wa-verzekering bij minderjarige daders."