Integrale oplossing
“Om de groei van de regio Utrecht mogelijk te maken moet het openbaar vervoer nog beter worden”, zegt Leon de Graaf, strategisch adviseur Mobiliteit bij gemeente Utrecht. “Daarom werken Rijk en regio samen aan deze MIRT-verkenning. Het doel is overbelasting rond Utrecht Centraal te voorkomen, en Utrecht Science Park en de nieuwe woon- en werklocaties in Utrecht Zuidwest en Nieuwegein beter bereikbaar te maken met ov. We hebben Movares gevraagd de kansen voor mobiliteit in kaart te brengen, ontwerpen te maken en die te toetsen. Het is een integrale opgave die verder gaat dan alleen de doorstroming of ov. Het gaat om de integratie van mobiliteit en ruimte, inclusief de ondergrond. Willen we een extra tramlijn, dan is daar op maaiveld geen ruimte meer voor. Moet die dan ondergronds komen en kan dat?
Bij veel grote gebouwen wordt gebruikt gemaakt van warmte-koudeopslag, bij nieuwe woningen zitten allerlei systemen in de ondergrond, hoe zit het met trillingen en elektromagnetische beïnvloeding? Allemaal onderzoeken waar Movares bij betrokken is.”
Mobiliteitskansen
“Het is een intensieve samenwerking tussen Movares en specialisten vanuit de provincie Utrecht, gemeenten Utrecht en Nieuwegein, Rijkswaterstaat, ProRail, NS en de ministeries van Infrastructuur & Waterstaat en
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties”, vertelt Richard Savenije, projectmanager bij Movares. “In de eerste fase hebben we zo’n 100 oplossingsrichtingen onderzocht die tot stand zijn gekomen via meerdere ateliers met stakeholders en opdrachtgevers. Daaruit zijn vijf kansrijke oplossingen geselecteerd waarvoor we de ontwerpen hebben gemaakt en hebben getoetst op toegankelijkheid, ecologische waarde en ruimtelijke kwaliteit.” Het gaat om een (deels) ondergrondse Merwedelijn, het mogelijk ombuigen van de bestaande SUNIJ-lijn naar Papendorp, een tweede busbaan over het Utrecht Science Park, verbetering van de busdoorstroming Waterlinieweg met een mogelijke halte bij Galgenwaard en frequentieverhoging van tramlijn 22. Leon: “Het ov in Utrecht bestond ooit uit slechts enkele lijnen en nu werken we toe naar een grootstedelijk netwerk, op weg naar Metropool Regio Utrecht.”
Op weg naar voorkeursalternatief
“Er is heel veel relevante informatie op tafel gekomen in deze MIRT-verkenning, wat heeft geholpen bij het vinden van de beste oplossingsrichting”, zegt Leonhard Heerema, projectmanager bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. “Deze MIRT-verkenning was (en is) geen rechttoe rechtaan verkenning. Dus dat vroeg wel de nodige flexibiliteit van het projectteam en het ingenieursbureau. Een voorbeeld was dat, toen het verkeersmodel net valide was verklaard en de eerste runs hadden plaatsgevonden, Betalen naar Gebruik (BNG) toch uit het verkeersmodel moest. Dat betekende een stap terug en extra werk, maar we hebben het uiteindelijk toch met slechts een beperkte vertraging voor elkaar gekregen. De grootste uitdaging nu is om tot een voorkeursalternatief te komen met voldoende doelbereik en passend bij het beschikbare budget.”
Oplossing voor ov en wonen
“Hoe leuk en uitdagend ook, het is ook een worsteling om tot goede beslissingen te komen”, zegt Leon. “Want, hoe gaan we om met de complexiteit van ov en wonen? Hoe kom je van beslisinformatie naar bouwen? Je kunt alleen woningen bouwen als het ov goed is geregeld, maar daar is in binnenstedelijke omgevingen geen norm voor. Er is alleen een beoordelingskader, wat de besluitvorming complex maakt. In stedelijk gebied is bijna alles maatwerk. Een voorbeeld: een extra trambaan op Utrecht Science Park lijkt voor optimalisatie van de doorstroming een heel goed idee om de vervoersnorm te halen, maar misschien niet als je naar de ruimtelijke impact kijkt. Zo moet je voor alle oplossingsrichtingen integrale afwegingen maken.”
Aantrekkelijke en bereikbare regio
Richard: “Samen zijn we aan het pionieren hoe we dit alles goed geregeld krijgen, om via de MIRT-systematiek tot een goede oplossing te komen voor ov en wonen en uiteindelijk tot een gedragen voorkeursalternatief. Zo’n complexe opgave kan alleen tot een goed eind gebracht worden als de samenwerking tussen al de partijen zeer goed is en iedereen zich verantwoordelijk voelt voor een goed resultaat. Alleen dan kom je tot een goede integrale oplossing voor een aantrekkelijke en bereikbare regio. En daar zijn alle partijen bij dit project goed in geslaagd.”